Hoogste rechter bevestigt herroeping van spamboetes

Op 3 december 2014 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) zich uitgesproken over de spamboetes van in totaal € 600.000 die in 2011 door ACM (toen nog OPTA) werden opgelegd aan twee rechtspersonen en twee natuurlijke personen. De rechtbank vernietigde eerder het boetebesluit omdat volgens de rechtbank niet is bewezen dat de e-mailberichten zijn verzonden aan abonnees. ACM had tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Het CBb bevestigt nu de uitspraak van de rechtbank, waarmee de boetes definitief zijn komen te vervallen.

Achtergrond

Het ging in deze zaak om twee rechtspersonen (Digital Magazines en Rivièra Vastgoed) en twee natuurlijke personen (een privépersoon en de eenmanszaak MailGarage) die verantwoordelijk zijn gehouden voor het versturen van 400 miljoen commerciële e-mailberichten.

Voor het versturen van de e-mailberichten gebruikten deze partijen onder meer e-mailadressen afkomstig van online enquêtes en prijsvragen van derden. Naast online enquêtes en prijsvragen van derden, bood een van de partijen consumenten de mogelijkheid zich via een website in te schrijven voor nieuwsbrieven. De achtergelaten contactgegevens van de consument werden niet alleen gebruikt voor het verzenden van de nieuwsbrief, maar werden ook opgenomen in een adressenbestand dat werd gebruikt voor het versturen van allerlei commerciële e-mailcampagnes.

Volgens ACM was in deze zaak geen sprake van rechtsgeldige voorafgaande toestemming, zoals artikel 11.7 Telecommunicatiewet voorschrijft. ACM kwam tot deze conclusie omdat de ontvangers van de e-mailberichten niet wisten aan wie en waarvoor zij toestemming gaven. Daarnaast kan volgens ACM geen geldige toestemming worden gegeven door akkoord te gaan met algemene voorwaarden.

Uitspraak van de rechtbank 

ACM had moeten bewijzen dat e-mailberichten zijn verstuurd aan abonnees. Volgens de rechtbank vergt dit onderzoek naar de abonneestatus van de ontvangers en heeft ACMnagelaten dit onderzoek uit te voeren. De rechtbank constateert dat het bewijs voor de overtreding daarom onvoldoende is. Het onderzoek wordt door de rechtbank niet heropend. ACM wordt niet in de gelegenheid gesteld om aanvullend bewijs aan te leveren.

Uitspraak van het CBb

Het spamverbod zoals dat gold tot 5 juni 2012 beschermde naar het oordeel van het CBballeen de abonnee. De gebruiker van een e-mailadres werd volgens het CBb niet beschermd, ook niet via de abonnee. Daarnaast stelt het CBb vast dat aanbieders van e-maildiensten (zoals Gmail of Hotmail) geen aanbieders zijn van elektronische communicatiediensten. Zij zijn niet degenen die de signalen waaruit de e-maildiensten bestaan via elektronische communicatienetwerken overbrengen, zo stelt het CBb. Daarmee voldoen zij volgens het CBb niet aan de definitie van aanbieders van elektronische communicatiediensten en zijn de klanten van deze diensten geen abonnee in de zin van de wet. ACM had volgens het CBb dan ook moeten onderzoeken of de e-mailberichten zijn ontvangen door abonnees.

ACM heeft tijdens het hoger beroep nader bewijsmateriaal ingebracht waaruit zou moeten blijken dat de e-mailberichten wel degelijk zijn verzonden aan abonnees. Anders dan de rechtbank ziet het CBb geen reden om dit bewijsmateriaal niet in de zaak te betrekken. HetCBb komt echter tot de conclusie dat het door ACM aangedragen bewijs niet toereikend is om aan te nemen dat de e mailberichten aan abonnees zijn verzonden. Daarvoor is de omvang van het bewijs, afgezet tegen het volume aan e-mailberichten te onbeduidend.

Gevolgen uitspraak

De gevolgen van deze uitspraak voor de handhaving van het spamverbod zijn beperkt omdat de reikwijdte van het spamverbod inmiddels is verruimd waardoor behalve abonnees nu ook gebruikers van een e-mailadres worden beschermd.

Er zijn nog geen reacties op dit bericht.
Reageren op dit artikel