Hoogste rechter bevestigt spamboete van

Achtergrond en procedure

ACM (toen nog OPTA) heeft op 17 juni 2009 aan een natuurlijk persoon boetes opgelegd van in totaal € 250.000 voor het versturen van minimaal 21 miljoen ongevraagde elektronische berichten, oftewel spam. Deze berichten werden zonder voorafgaande toestemming verzonden. Ook konden de ontvangers zich volgens ACM niet goed afmelden voor deze berichten.

Omdat ook na het opleggen van deze boetes deze  persoon niet stopte met het versturen van spam, heeft ACM op 24 juli 2009 ook een last onder dwangsom opgelegd.

De rechtbank Rotterdam heeft op 26 mei 2011 de boete verlaagd naar € 150.000 omdat zij niet bewezen achtte dat de ontvangers van de e-mailberichten zich niet konden afmelden. De beboete persoon heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het CBb.

Werkwijze

De persoon in kwestie bood via zijn website de mogelijkheid aan andere bedrijven om tegen vergoeding grote hoeveelheden reclame e-mails te versturen. Daarvoor werden e-mailadressen gebruikt waarvan niet kon worden aangetoond dat de abonnees van deze adressen toestemming hadden gegeven voor de ontvangst van de berichten. De bedrijven leverde de inhoud van de berichten aan en deze persoon zorgde voor de verzending.

Uitspraak van het CBb

Het CBb heeft op 30 september 2014 alle beroepsgronden van de natuurlijke persoon afgewezen. Wel matigt het CBb de boete naar € 127,500 omdat de gehele procedure (inclusief rechterlijke toetsing) te lang heeft geduurd.

Belangrijk in deze uitspraak is de vraag of een natuurlijk persoon als verzender van de berichten is aan te merken. De persoon in kwestie stelde dat hij slechts de software had ontworpen waarmee adverteerders zelf de berichten konden verzenden.

Het CBb stelt dat ACM de natuurlijke persoon terecht als verzender heeft aangemerkt. Allereerst constateert het CBb dat het begrip verzender niet in de wet wordt gedefinieerd. Vervolgens stelt het CBb dat de wijze waarop de berichten worden overgebracht voor het verzenden van ondergeschikte betekenis is. De afzender kan voor het verzenden van de berichten een hulpmiddel, hulpdienst of hulppersoon gebruiken zonder dat het hulpmiddel, de hulpdienst of de hulppersoon daarmee zelf de afzender wordt. Het CBb kwalificeert hulppersonen in elk geval als verzenders als zij naar maatschappelijke opvattingen de verantwoordelijkheid voor de verzending dragen.

Volgens het CBb waren in dit geval de volgende omstandigheden van belang om de natuurlijke persoon als verzender aan te merken:

  • Hij stelde een adressenbestand aan derden ter beschikking waarbij het voor deze derden niet mogelijk was om te controleren of toestemming was verleend door de gebruikers van deze adressen.
  • Hij verzond de berichten vanaf zijn servers.
  • Hij had een bepalende rol had bij het opstellen van de verzendlijst van de mailings.
  • Hij verdiende aan de verzenddienst.

Deze uitspraak is voor ACM van belang omdat het CBb in deze uitspraak bevestigt dat ook een hulppersoon onder bepaalde omstandigheden als verzender van de berichten kan worden aangemerkt. Partijen die een belangrijk aandeel in de verzending van spamberichten hebben kunnen zelf verantwoordelijk worden gehouden en zich niet verschuilen achter andere partijen.

Er zijn nog geen reacties op dit bericht.
Reageren op dit artikel